Rechtspersoonlijkheid
In juridisch opzicht is een persoon de individuele entiteit in wiens hoofde er zowel rechtsbelangen als rechtsverplichtingen bestaan. Het is een rechtssubject. Een zaak daarentegen kan nooit titularis van rechten zijn, doch slechts een object van rechten. In het burgerlijk recht worden twee soorten personen onderscheiden, nl. de natuurlijke of fysieke personen enerzijds en de rechtspersonen anderzijds.
Alleen mensen behoren tot de categorie van de natuurlijke of fysieke personen.
Daarnaast zijn er instellingen, stichtingen en groeperingen van individuen of kapitalen die, net als de natuurlijke personen, doch mits inachtneming van zekere beperkingen, titularis zijn van bepaalde rechten en bekwaamheden. Zij nemen deel aan het dagelijks rechtsverkeer doordat zij, net als de fysieke personen, een patrimonium bezitten, overeenkomsten sluiten, rechtsbetrekkingen onderhouden met derden zowel als met hun eigen leden.
Dergelijke rechtspersonen kunnen een publiekrechtelijk of privaatrechtelijk karakter hebben.
1. Soorten rechtspersonen
Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn instellingen die, als zij niet de overheid zelf zijn, door de openbare overheid in het leven werden geroepen, die voor het algemeen belang deelnemen aan het overheidsbeleid en daarom doorgaans met een gedeelte van het overheidsgezag zijn bekleed. Het zijn ofwel de onmisbare organen voor de uitoefening van het openbaar gezag (waarvan het bestaan zich natuurlijkerwijze opdringt), ofwel zijn het de organen die door de overheid noodzakelijk of nuttig werden geacht voor de administratie en door hem met dit doel werden geschapen.
Privaatrechtelijke rechtspersonen zijn instellingen die hetzij door het privaat initiatief, hetzij door de overheid, optredend als privaat persoon, zijn tot stand gekomen en gehandhaafd, die niet deelnemen aan het overheidsbeleid en dan ook niet bekleed zijn met een gedeelte van het openbaar gezag. Ze ontsnappen, in principe althans, aan ieder rechtstreeks toezicht van de regering. Hun bestaan als rechtspersoon wordt afhankelijk gesteld van de door de wetgever voorgeschreven voorwaarden.
2. Gevolgen van de rechtspersoonlijkheid
Het verkrijgen van de rechtspersoonlijkheid betekent dat er een afzonderlijke entiteit, een "fictieve" persoon wordt gecreëerd, die zelf een bepaald statuut en bepaalde rechten en verplichtingen heeft.
De rechtspersoon bestaat dus niet langer uit een som van individualiteiten. Zijn rechten en verplichtingen zullen dus in principe niet langer gedragen worden door de personen die achter de rechtspersoon schuilgaan.
Zo maken de activa van de rechtspersoon niet langer deel uit van het patrimonium van de personen die achter de rechtspersoon schuilgaan. Anderzijds zullen deze laatsten in principe niet langer met hun persoonlijk vermogen gehouden zijn voor de passiva van de rechtspersoon.
De rechtspersoon heeft een zekere bekwaamheid, waardoor hij bevoegd is om rechten te genieten en uit te oefenen.
De genotsbekwaamheid van de rechtspersoon is beperkter dan deze van een natuurlijke persoon. De rechtspersoon heeft vooreerst geen familierechten. De vermogensrechten van de rechtspersoon zijn beperkt door het speciaal doel waarvoor hij in het leven werd geroepen. Men spreekt in dit verband van het specialiteitsprincipe. Er zijn soms ook wettelijk gestelde beperkingen.
Bovendien zijn er wettelijke bepalingen die een zekere handelingsonbekwaamheid voorzien. Zo kan een vzw niet zomaar overgaan tot aanvaarding van giften ten bedrage van meer dan 100.000 Euro.
De handelingsbekwaamheid wordt door de rechtspersoon uitgeoefend door middel van zijn organen: het zijn bepaalde fysieke personen die binnen de grenzen van hun functies zich met de rechtspersoon identificeren.
Een rechtspersoon verwerft principieel de mogelijkheid om in eigen naam in rechte op te treden. Anderzijds kan de rechtspersoon zelf ook in rechte worden aangesproken.
De mogelijkheid om een rechtsvordering in te stellen wordt evenwel beperkt door de bepalingen van het Gerechtelijk wetboek terzake, die voor de rechtspersoon een aantal specifieke problemen met zich mee kunnen brengen.
"De rechtsvordering kan niet worden toegelaten, indien de eiser geen hoedanigheid en geen belang heeft om ze in te dienen".
"Het belang moet een reeds verkregen en dadelijk belang zijn. De rechtsvordering kan worden toegelaten, indien zij, zelfs tot verkrijging van een verklaring van recht, is ingesteld om schending van een ernstig bedreigd recht te voorkomen".
Onder hoedanigheid wordt verstaan dat de eiser de juridische en feitelijke geschiktheid bezit om zich als titularis van een recht aan te dienen en om aldus te handelen. Dit betekent dat de eiser genotsbekwaam en handelingsbekwaam moet zijn.
De rechtspersoon zal geen hoedanigheid hebben, indien hij geen rechtspersoonlijkheid heeft, deze hem ontnomen wordt of niet-tegenstelbaar is aan derden.
Onder belang wordt verstaan dat de eiser baat heeft of kan hebben bij de vordering, al was het een toekomstig recht dat ernstig bedreigd is en waarvan de schending moet worden voorkomen (actio ad futurum). Het vereiste belang kan een moreel belang zijn.
Voor meer informatie kunt u terecht bij de mensen van onze Juridische dienst.